Van de mensen die weer wakker werd, kreeg de helft te maken met langdurige bijverschijnselen. Hun persoonlijkheid was veranderd, men was prikkelbaarder en onrustiger. Op den duur verschenen trillingen als bij Parkinson. Daarna keerde de slaapzucht weer terug.
De gevolgen bij kinderen waren zeer ernstig. Kinderen konden gewelddadige impulsen niet meer onderdrukken. Ze probeerden zichzelf geweld aan te doen, broertjes of zusjes te vermoorden of vielen wildvreemden aan.
De epidemie heerste in de periode van 1915 tot 1927. In de loop van de jaren dertig waren er steeds minder gevallen. Tegenwoordig komt deze vorm van slaapziekte het niet meer voor.